In gesprekken over vrijmetselarij wordt vaak het woord ‘inwijding’ gebruikt. Hoewel vrijmetselaars aan dit woord een bijzondere persoonlijke betekenis kunnen geven, houdt het begrip inwijding in feite niet meer in dan ‘opname in een besloten groep en bekendmaking met de kenmerkende gebruiken van deze groep’. Binnen de vrijmetselarij bestaat deze inwijding uit een reeks van drie graden die tijdens een zgn. open loge worden verstrekt. In die zin is de inwijding in een loge vergelijkbaar met iedere opname in een groep met een eigen cultuur.
Toch is er verschil tussen het lid worden van een tennisvereniging om van een tennisbaan gebruik te kunnen maken en de toetreding tot een loge om binnen een ideeële broederschap aan de ontwikkeling van de eigen levenshouding te gaan werken. Het lidmaatschap van een loge veronderstelt namelijk een langdurige verbintenis, niet zozeer met de loge, als wel met de ernstig overwogen eigen keuze. In die zin is de inwijding in een loge vergelijkbaar met iedere opname in een groep met een eigen cultuur.
Het proces van persoonlijke bewustwording, door een inwijding op gang gebracht, vraagt om trouw en doorzettingsvermogen. Het zichzelf ten volle te leren kennen en van daaruit het leven vorm te geven is een taak die men bij de inwijding vrijwillig aanvaardt en die een mensenleven voortduurt.
Uit het voorgaande blijkt dat toetreding tot een loge vraagt om zorgvuldige voorbereiding. Wie interesse heeft voor het lidmaatschap zal zich allereerst kunnen informeren door middel van lectuur en door gesprekken met vrijmetselaars. Vervolgens overweegt de belangstellende samen met de leden van een loge of vrijmetselarij hem de gezochte stimulans kan bieden en of hij zich thuis kan voelen in de loge. Als de kans hierop duidelijk aanwezig is kan definitieve aanmelding als kandidaat plaatsvinden. In een ceremoniële bijeenkomst wordt de kandidaat opgenomen als lid van de loge. Hij beleeft op zijn eigen wijze de stimulerende werking van het inwijdingsritueel en begint zijn vrijmetselaarschap als leerling.
Deze symbolische benaming geeft aan dat hij is begonnen aan een zeer persoonlijk leerproces, namelijk het opnieuw verkennen van de mens die hij meent te zijn. Na een jaar wordt een tweede fase ingeluid door een volgend inwijdingsritueel waarmee hij gezel wordt. Dit wil zeggen dat hij zijn plaats heeft gevonden in de broederschap en dat hij met zijn nieuw verworven zelfkennis de hem omringende wereld en zijn taak daarin met andere ogen kan beschouwen. Weer een jaar later wordt hij door een derde inwijding meester-vrijmetselaar. Hierin wordt hem getoond dat hij onderdeel is van een werkelijkheid die uitstijgt boven hemzelf en waarin voortdurende verandering en vernieuwing optreedt. De persoonlijke verbinding met deze overstijgende werkelijkheid kan hij ervaren als een ondogmatisch religieus besef.
De drie opeenvolgende inwijdingen drukken symbolisch de groei uit van een bewust levend mens. Hoe de vrijmetselaar dit bewustzijn en deze groei in zijn leven gestalte geeft is geheel aan hem.
Deze tekst is afkomstig van vrijmetselarij.nl